Vanaf het begin der tijden zijn mensen geïnteresseerd in weerkunde en later in het universum. Het is van alle tijden dat we onze omgeving scannen op gevaar en kansen; het is een fundamentele eigenschap van het leven. Onze geest is gevoelig voor tekens, ritme en patronen, ze maken onze omgeving voorspelbaar en veiliger. Zon, regen, donder en bliksem kwamen uit de lucht en hadden een grote invloed op ons dagelijks leven. We proberen de omstandigheden in ons voordeel te veranderen, door beschutting te bouwen, vuur te maken, gewassen te planten enz… Met het weer probeerden we hetzelfde. Het was allemaal magisch en onbegrijpelijk, zodat er wel bijzonder krachten aan het werk moesten zijn. Zo ontstonden goden zoals: Wodan (oppergod), Donar (van donder), Ostara (vruchtbaarheid) enz…
Mensen zijn niet allemaal hetzelfde en bezitten verschillende vaardigheden waarvan de stam zou kunnen profiteren. Sommigen waren goede jagers of bouwers, anderen konden de tekenen van het weer/lucht interpreteren en werden sjamanen. Om de wil van de goden te duiden, moest met veel dingen rekening worden gehouden. Om de goden te overtuigen waren vaak offers nodig, die met speciale attributen, specifieke handelingen en geluiden werden aangeboden. Dit gaf de sjamaan veel status en vaak bekleden ze de rol van geestelijke leider, genezer of adviseur van de stam. De rituelen en tradities die ze creëerden, identificeerden en verenigden de mensen als behorend tot dezelfde stam. Zolang men de rituelen uitvoerden en de goden aanbaden, zouden de goden hen voorzien van veiligheid, beschutting en voedsel. Hun welzijn lag in de handen van de goden. Wie waren zij, om de redenen en gedrag van de goden in twijfel te trekken? Dit had als praktisch gevolg dat de lusten en lasten gedragen werden door de hele groep; waardoor de groep sterker en het individu minder kwetsbaar werd.
Het begin van de drie grootste wereldgodsdiensten wordt gekenmerkt door de opkomst van de beschaving en verstedelijking. Dit opende de deuren voor religies zoals het christendom, de islam en het hindoeïsme. Ze hadden duidelijke regels en rituelen om de dagelijkse zegeningen te ontvangen en een goed leven in het hiernamaals. Voor de ongehoorzame, zou verdoemenis voor zowel in het dagelijks leven als in het hiernamaals volgen. Huizen voor goden werden gebouwd, waardoor ze de rituelen als groep konden uitvoeren. Dit versterkte het geloof en het gevoel van eenheid. De behoefte deel uit te maken van iets groters dan onszelf zit diep in onze genen geprogrammeerd. Het biedt niet alleen meer veiligheid en sociale bevestiging (we zijn hetzelfde), maar het geeft het leven meer focus en betekenis.
In het begin waren de religies puur en oprecht. Maar door de snelle groei, werden ze machtig (de priester kende al je zonden) en rijk. Hierdoor kregen ze in veel landen grote invloed. Alleen sterke benen kunnen dergelijke macht en rijkdom dragen zonder arrogant en corrupt te worden. Invloed en macht werden belangrijker dan de zorg voor de gelovigen. De conditionering door tradities, rituelen en regels, zorgde ervoor dat de gelovigen zonder kritiek de leiders volgden. Mocht dat niet werkte, was er altijd nog verdoemenis in het nu en het hiernamaals.
Rond 1600 was de wetenschappelijke revolutie, waarin klassiek-religieuze ideeën plaatsmaakten voor modern-wetenschappelijke ideeën met hun voorstellen zoals de zon als het middelpunt (in plaats van de Aarde) en de evolutieleer. Met de vooruitgang van de wetenschap (die bewijs leverden voor hun bevindingen) begonnen steeds meer mensen zich af te vragen of god wel echt bestond. Tegenwoordig verliezen religies (met hun oude ceremonies en dogmatische benadering) veel gelovigen en invloed in landen met een moderne samenleving die veiligheid en welvaart biedt. Dit betekent echter niet, dat de noodzaak om deel uit te maken van iets groters ook verdwenen is. Vooral in tijden van belangrijke gebeurtenissen en problemen, voelen we de behoefte om deel uit te maken van iets groters dat ons leven meer inhoud en doel geeft.
Opnieuw dienen veranderingen zich aan en het lijkt erop dat de wetenschap ons te hulp komt. Lange tijd dachten wetenschappers dat ze met voldoende onderzoek (identificeer alle onderdelen en je begrijpt hoe het werkt) alle antwoorden konden vinden. Deze zekerheid veranderde toen de kwantumwetenschap het concept van golven en deeltjes introduceerde (zie materie). De natuurwetten waren niet zo solide en bleken gevoelig voor onze intenties en verwachtingen. Ze zijn niet langer zo zeker dat er niet meer is tussen hemel en aarde dan wetenschappelijk is te bewijzen.
Zoals vermeld in de inleiding, willen we niet alleen de redenen onderzoeken waarom we ons willen verenigen maar ook de diepere motivatie ervan achterhalen. Het lijkt erop dat we steeds meer tot de conclusie komen dat er een ‘kracht’ is die het verloop van de evolutie in het algemeen en die van de mensheid in het bijzonder, beïnvloedt. Aanpassen en overleven zijn basisdoelen van alles wat leeft. In dit concept worden sommige gedragingen zoals: verenigen, altruïsme en intelligentie, beloond met een grotere kans tot overleven. Steeds meer mensen denken dat dit niet toevallig is, maar dat er een ontwerp aan ten grondslag ligt. Het blijkt dat we speciale genen hebben (gedragsgenen genoemd) die een bepaald soort gedrag ondersteunen. Ze geven het leven de flexibiliteit om zich aan te passen aan de omstandigheden/omgeving. Ze stimuleren individuen binnen een soorten om samen te werken, wat wordt beloond met een grotere kans op overleven.
Niet langer zijn we afhankelijk van de omstandigheden, we passen ze aan op onze wensen of (indien nodig) passen ons gedrag aan. Hiervoor gebruiken we onze intenties en verwachtingen. De kwantummechanica stelt nu, dat we daardoor zelfs een direct invloed hebben op de basis substantie van alle materie en dus op onze realiteit.
Als we samenwerken en onze intenties en verwachtingen combineren en focussen kunnen we wonderen verrichten.